bij elke, van de primaire stand afwijkende oogstand, behoort een vaste en onveranderlijkerad-draaiing van het oog, die onafhankelijk is van de wil van de waarnemer en van de weg, waarlangs het oog die stand heeft bereikt; 2.bij een bepaalde blikrichting van het oog behoort slechts een bepaalde stand van het netvlies