afdruipen, aftaaien, moven, vertrekken, `m smeren, afstrijken, aftrekken, ertussenuit knijpen, ervandoor gaan, heengaan, inrukken, opbreken, opkramen, opkrassen, opstappen, verdwijnen, opdonderen, oplazeren, oprotten, opflikkeren, ophoepelen, afstappen, aftreden, scheiden, uitgaan, verhuizen, wegtrekken, wijken