de -woord (mannelijk), vloeren, bodem, grond van een vertrek;, ergens altijd over de vloer zijn, er altijd in huis zijn;, van de vloer, de kamer uit, naar bed;, wel door de vloer kunnen gaan (van schaamte, ellende), zich erg schamen of ellendig voelen (vgl : grond, bet 1) ;, je kunt er van de vloer eten, het is er erg schoon; zie ook bij, aanvegen