de -woord, vliegen, zeer veel voorkomend vliegend insect, lid van de onderorde Brachycera of Cyclorrapha van de Tweevleugeligen, vooral de soorten Musca domestica (kamervlieg of huisvlieg) en Fannia canicularis (kleine kamervlieg of hondsdagenvlieg);, iem. een vlieg afvangen, a) iem. een voordeeltje voor zijn neus weghalen; b) hem met een snedige opmerking voor zijn;, niets afslaan dan vliegen, alles nemen wat aangeboden wordt;, geen vlieg kwaad doen, heel zachtaardig zijn;, twee vliegen in één klap, twee verschillende dingen tegelijk;, je zit hier niet om vliegen te vangen, om te luieren;, men vangt meer vliegen met (een lepel) stroop dan met (een vat) azijn, met vriendelijkheid of vleierij is meer te bereiken dan met hardheid