de -woord (mannelijk), vissen, koudbloedig waterdier; visgerecht;, vis noch vlees, halfslachtig, zonder uitgesproken karakter;, de vis moet zwemmen, bij vis hoort bier of wijn, na het eten van vis krijgt men dorst;, de vis wordt duur betaald, gezegd als een onderneming veel moeite heeft gekost of veel leed heeft veroorzaakt (uit het toneelstuk Op hoop van zegen van Herman Heijermans, 1864-1924);, een klein visje, een zoet visje, een kleine (onverwachte) verdienste is welkom;, Vissen twaalfde teken van de dierenriem (van ± 21 februari tot ± 21 maart), Pisces