` vaan – del, het -woord, vaandels, vierkant doek, in het midden aan een stok bevestigd, als veldteken door een afdeling soldaten meegedragen of door een vereniging enz. met de naam, leuzen e.d. erop in optochten meegedragen;, met vliegende vaandels, vrolijk wapperend;, figuurlijk glansrijk;, in zijn vaandel schrijven, voeren, als strijdleus hebben, stellen als iets waarnaar men streeft